Altijd pech

Altijd pech
woensdag 31 januari 2024

In het eerste telefoongesprek dat ik met de weduwe voerde kreeg ik gelijk te horen dat haar overleden man een maandagmorgen model was en dat hij altijd pech had gehad. Zij voegde er ook aan toe dat het een lieverd was geweest, vol streken en dat ze altijd zielsveel van hem had gehouden.

Tijdens het persoonlijke gesprek bij haar aan de keukentafel, vertelde ze dat hij diverse banen had gehad en vaak was ontslagen, omdat er altijd iets fout ging. In de meeste gevallen was het gewoon pech en had het iedereen kunnen overkomen, het bijzondere was alleen dat het juist hem overkwam. Meestal kostbare fouten, die niet weg te moffelen waren. Qua gezondheid zat het ook niet mee, hij grapte altijd dat hij moest oppassen dat de strippenkaart bij het ziekenhuis niet vol zou geraken.

Vijfenvijftig was hij geworden, van de fiets gevallen na een avondje bij de voetbalclub en niet meer bij bewustzijn gekomen. De beker van de rampspoed had hij heel snel leeggedronken. Hij had die avond bij de club nog wel de lachers op zijn hand gehad, hij was geliefd bij velen.

Mevrouw had de lijst van genodigden bij het volgende gesprek al ingevuld en kwam uit op 125 mensen. Toen we de lijst doornamen, keek ze mij ineens indringend aan: durf je dit pechgeval eigenlijk wel aan te nemen? Misschien gaat er zelfs ná zijn overlijden van alles mis. Tot op de begraafplaats liep alles prima. Warme woorden van de vrienden en zijn laatste werkgever deden ook nog een duit in het zakje. Het kwam erop neer dat sommige mensen gouden handjes hadden, maar de overledene dus niet.

Het schemerde al op de begraafplaats, onze paraplu’s konden de straffe wind en horizontale regen maar net uit onze gezichten houden. Ik moest even denken aan de woorden van zijn vrouw, “durf je dit pechgeval wel aan te nemen?”. Het was glad op de natte stenen en we moesten nog zo’n 50 meter waarvan tien meter door het sompige gras. Het gras greep je schoenen vast alsof de stengeltjes je nooit meer los wilde laten, toch minder prettig op een begraafplaats. Hopelijk glijdt er niemand uit dacht ik.

De kist stond op de balkjes boven het gat, de familie had de touwen stevig in handen en de balkjes konden worden weggenomen. De schoonzoon en ik zouden de twee balkjes wegnemen en toen gebeurde het, een deel van de natte zandwand schoof weg, de schoonzoon verloor zijn evenwicht en viel bijna in het gat. Na diverse kreten en diepe zuchten krabbelde hij op en een gesmoord gelach volgde. Ik keek de weduwe aan en zij gaf mij een knipoog, zijn laatste streek.